Iedere
avond wanneer de zon onderging kwam de Kakkerlak uit zijn holletje
gekropen. Hij rekte al zijn pootjes uit, waste zijn voelsprieten en
ging op pad om voedsel te vinden. Deze avond had de Kakkerlak er zin in
om zijn rondje te doen. Iedere avond bewandelde hij dezelfde route.
Hij liep over de gang van de Ashram. Snel trippelde zijn kleine pootjes
over het beton. Hij wist uit verhalen van andere Kakkerlakken dat hij
de wezens die op twee benen liepen moest vermijden. Het was al diverse
keren gebeurd dat zo'n wezen een Kakkerlak met de grond gelijk maakte.
Gruwelijk! Dit wilde hij natuurlijk vermijden. Hij was nog veel te jong
voor zo'n onnatuurlijke dood.
Daar
zag hij de deur waar een klein gaatje in de drempel zat. De drempel
zat vol met scheuren, maar alleen door dit gaatje kon hij heen klimmen
zonder al te veel moeite te moeten doen. Hij moest snel door de kamer
heen trippelen want soms werd deze bewoond door een twee beenigen.
Daarna dwars door de kamer heen en onder de volgende deuren door. Zodra
hij onder deze deuren door ging kwam hij in een waar
Kakkerlakkenparadijs! Een binnenplaats vol met stof, vuil en afval. Wat
wil je als Kakkerlak nog meer! Hier was alles te vinden wat hij nodig
had.
Dus
iedere avond ging hetzelfde rondje. In de kamer aangekomen wilde hij
er snel doorheen rennen. Maar plotseling stopte de Kakkerlak. Ondanks
dat het donker was leek het of er een licht brandde. Een vaag maar
helder verschijnsel kwam vanaf het bed.
Wat
was dit? Hij deed wat stappen achteruit en zag een lichtwezen op het
bed liggen. Zo mooi, hij zuchtte en vergat waar hij was. Hij kon alleen
maar ademloos toekijken. Daar, daar op dat bed lag een Engel en wat was
ze mooi. Toen herinnerde hij zich ineens weer waarom hij in deze kamer
was. Met moeite maakte hij zich los van het beeld dat hij zag. Maar
hij moest wat eten anders zou zijn kakkerlakkenlijfje het niet lang
volhouden.
Op
de terugtocht toen het al bijna licht was, was de kamer leeg.
Teleurgesteld trippelde hij weer de lange weg terug naar zijn
schuilplaats. Hij kon bijna niet wachten totdat het weer avond werd.
Zou dit prachtige wezen er weer zijn? De volgende avond gebeurde weer
hetzelfde. Zodra hij de kamer in kwam werd hij zo aangetrokken door dit
geweldige licht. O, wat wilde hij haar van dichtbij bekijken.
Misschien kon hij de poot van het bed beklimmen om nog dichter bij haar
te zijn en haar nog beter te kunnen zien. Hij trippelde naar de poot
van het bed, klom omhoog, en gleed in hetzelfde tempo weer naar
beneden. Keer op keer probeerde hij naar boven te klimmen en iedere
keer als hij halverwege was gleed hij weer naar beneden. De kleine
Kakkerlak werd er moedeloos van. De nacht was al weer ver voorbij en
hij had nog niet veel voedsel binnengekregen. Maar ondanks dat zijn
maag knorde kon hij maar aan een ding denken! Nacht na nacht deed hij
pogingen. Iedere poot van het bed had hij geprobeerd, maar geen geluk.
De Kakkerlak wist het niet meer, wat moest hij doen?
Na
enkele nachten dit te hebben volgehouden zat hij weer op het plekje in
de kamer. Omdat hij al dagen niet had gegeten merkte hij ineens dat
hij kon vliegen! Hij keek naar beneden en zag daar een levenloos restje
liggen wat eens een kakkerlak was geweest. Het licht van de Kakkerlak
zweefde
verder
totdat hij boven de Engel zweefde, wat was ze mooi! Hij wilde op haar
landen, maar in plaats daarvan merkte hij dat hij een andere vorm aannam
en verdween in haar licht.
Samen smolten ze ineen tot een reusachtige bol van licht. Ze waren een!
Irene Brakman.