Irene Brakman

Concerten songs from the Heart, Zingmeditaties, Klankmeditaties, Intuïtieve Kunst, Verhalen

Swaska het Ravenmeisje.



Swaska het Ravenmeisje.

Swaska was een jong en levendig meisje. Altijd weer op zoek naar nieuwe uitdagingen anders werd het wel heel erg saai. Ze dwaalde door de bossen, keek naar de verschillende vogels en dieren die ze op haar pad tegen kwam. Hoe zou het zijn om eens geen mens te zijn, maar een paard of bergleeuw of misschien wel een vogel. Wat zou dat heerlijk zijn vliegen op de termieken in de lucht en alles van bovenaf kunnen zien! Soms liep ze grommend door het bos en om zo een bergleeuw na te doen. Je kon haar van ver horen en Swaska had de grootste pret.

Ze behoorde tot de stam van de Raven. De stam had zich zo genoemd omdat toen ze een plek zochten om te wonen, ze op een plek kwamen met een grote boom die vol zat met Raven. Niet zo maar één maar het zag werkelijk zwart van de Raven. Raven hebben altijd iets magisch en te maken met het leven maar ook met de dood.

Toen Swaska op een ochtend wakker werd had ze een brandende vraag op haar lippen. Ze rende naar haar moeder toe en vroeg: “Hoe is het om een Raaf te zijn”. Haar moeder lachte: “Swaska, ik ben een mens, hoe kan ik weten hoe het is om een Raaf te zijn?” “Ga naar de boom en vraag het de Raven zelf” en haar moeder moest lachen om haar eigen antwoord. “Nou dat ga ik doen” zei Swaska en liep naar de boom die vol zat met Raven. “Zeg Raven, hoe is het om een Raaf te zijn?” Er kwamen veel antwoorden uit de boom, maar geen enkel antwoord kon ze verstaan omdat ze een krassend geluid maakten. Weet je wat dacht Swaska, dan moet ik het zelf maar uitzoeken. Ze ging naar haar moeder toe en vroeg toestemming om een paar dagen we te gaan, het bos in om zo te weten te komen hoe het is om een Raaf te zijn. Haar moeder gaf haar toestemming om op een zoektocht te gaan. Ze nam wat voedsel en drinken in een bundel mee en vertrok richting het bos.

Aan de rand van het bos gekomen keek ze nog een keer om naar de hutten en de boom met de vele Raven, ze zag haar moeder richting de rivier lopen om haar kleren te wassen en ….....Swaska liep verder. Ze haalde diep adem en vond het toch wel spannend. Ze kwam vaak in het bos maar dit was de eerste keer dat ze een paar dagen wegging en op een zoektocht was. Ze liep het bos in haar vertrouwde bos en ging dieper en dieper. Ze kwam op plekken die zo nog niet eerder had gezien. Toen ze een paar uur had gelopen en zag dat de bomen veranderde ging ze zitten om wat te eten. Ze had een mooie plek uitgezocht met een klein stroompje van water wat een kabbelend geluid maakte. Libelles vlogen af en aan en bleven soms voor haar vliegen, stilstaand in de lucht. Omdat ze in de zon zat kwamen de Libelles op haar zitten. Wat waren ze prachtig. “Jullie weten zeker ook niet hoe het is om een Raaf te zijn?” Ze hoorde het gezoem van hun fijne vleugels, maar een antwoord kreeg ze niet.

Nog een paar uur doorlopen en dan een plekje maken voor de nacht. Ze had haar deken meegenomen en besloot na een paar uur bladeren te verzamelen om zo een bedje voor haar zelf te maken. Ze wikkelde zichzelf stevig in haar deken en viel in een diepe slaap. Die nacht droomde ze van een tovernar. Het was een gek mannetje met allemaal bellen aan zijn muts. Die riep: “je kan niet meer terug!” Toen ze 's morgens wakker werd, herinnerde ze de droom nog erg sterk.
Swaska rekte zich uit, dronk en at wat en vervolgde haar weg. De bomen veranderde in heel grillige bomen zoals in haar droom en toen zag ze een smal pad lopen tussen twee hele grote en dikke bomen. Ze besloot het te volgen en kwam bij een klein hutje uit. Dit kwam haar wel heel erg bekend voor. Het hutje had een deur en op de deur stond T. Overnar. Ze werd steeds nieuwsgieriger! Misschien kon deze T. Overnar, wel haar vraag beantwoorden. Nog voordat ze kon roepen, “is er iemand thuis”! Ging de deur al open en daar stond een beetje raar mannetje met bellen aan zijn muts, zoals in haar droom. “Zeg maar niets”, kraste hij. “Ik weet al wat je komt doen”. Swaska wilde antwoorden maar er was geen ruimte voor om ook maar iets te zeggen. “Jij wilt weten hoe het is om een Raaf te zijn”. “Ik heb hier drie nootjes van de heilige toverboom. Deze kan je eten en als je heel sterk je wens in gedachten houdt, zal je dat worden wat je wilt zijn”. Swaska was een beetje met stomheid geslagen en kon er geen woord tussen krijgen. De Tovernar drukte de nootjes in haar hand en liep terug naar zijn hutje en sloeg de deur dicht. Toen ze wegliep van het hutje hoorde ze zijn krassende stem nog zeggen: “Als je wens is uitgekomen kan je niet meer terug!”

Ze nam de nootjes in en er gebeurde nog niets. Swaska wikkelde zich in haar deken en zei hardop: “Ik wil weten hoe het is om een Raaf te zijn”. Met die gedachten viel ze in slaap. Toen ze wakker werd merkte ze dat ze geen armen en benen meer had, maar vleugels en poten van een Raaf. Ook had ze een snavel en in plaats van haar stem, hoorde ze een krassend geluid. Snel keek ze achterom en kwam er toen achter dat dit geluid uit haar eigen snavel kwam. Ze was een Raaf, nu zou ze weten hoe het zou zijn om een Raaf te zijn. Ze sloeg met haar vleugels en probeerde zo op te stijgen. Tjonge dat viel nog niet mee. Iedere keer kwam ze een stukje verder maar viel soms zo hard weer op de grond dan toen ze opsteeg. Ze leek wel een stuiterbal! Na uren proberen en ze werd wel heel erg moe, voelde ze dat er een sterke wind door het bos begon te waaien. Ze spreidde haar vleugels en daar ging ze! Swaska werd mee genomen door de wind. Wauw, wat genoot ze want ze ging hoger en hoger. De bomen werden kleiner en ze vloog over de boomtoppen. Af en toe voelde ze dat haar poten de toppen aanraakte. Dit kriebelde aan haar tenen. Ze vloog verder en daar zag ze haar hutten van haar stam. De boom vol met Raven en de mensen die druk bezig waren met allerlei belangrijke zaken. Ze wilde zo graag met hun delen dat ze nu een Raaf was en lande tussen de hutten. Ze riep: “zien jullie mij, ik ben het Swaska!” Maar niemand reageerde, alleen een aantal kinderen renden op haar af en probeerde haar weg te jagen. Niemand kon ook haar stem horen omdat er alleen maar gekras uit haar snavel kwam. Daar zag ze haar moeder, ze zat voor haar hut en maakte wortels schoon. Ze streek neer voor haar moeder en maakte een krassend geluid. 'Kijk eens moeder, ik ben een Raaf!” Maar ook haar moeder, ze keek wel even op van haar werk, maar reageerde niet. En hoe ze ook sloeg met haar vleugels en op en neer huppelde op haar pootjes, niemand herkende haar. Ze kon het dan ook met niemand delen. Teleurgesteld vloog ze naar de boom die vol zat met haar soortgenoten. Ze wilde op een tak zitten, maar de andere Raven kenden haar niet en begonnen haar te pikken. “Nou zeg, kunnen jullie wel!” Er zat niets anders op dan weg te vliegen. Swaska wilde huilen en werd eigenlijk heel kwaad, maar ze was een Raaf en had de Tovernar niet gezegd: “Je kan niet meer terug”.
Diep bedroefd streek ze neer aan een arm van de rivier. Ze keek in het water en zag de snavel en de kop van een Raaf. Ze schrok van zichzelf. Wat eens Swaska was geweest leek helemaal te zijn verdwenen.
Ze zakte in elkaar als een ziek vogeltje en wist niet meer wat te doen. Ineens hoorde ze een spetterend geluid. Toen ze opzij keek zag ze een Ijsvogeltje. Deze vogel met zijn schitterende blauwe kleur was aan het vissen. Zijn veren schitterde in de zon en hij had een heel klein visje in zijn bek. Met het visje ging hij op een tak zitten en jongleerde net zolang met het visje totdat het met het kopje in zijn snavel gleed.
De Ijsvogel vloog op en ging naast Swaska zitten. “Zo Raaf, je ziet er niet erg vrolijk uit”. “Ben je ziek?” vroeg de Ijsvogel. Hoe was het mogelijk, ze kon de Ijsvogel verstaan. Ze kraste terug en vertelde de Ijsvogel het hele verhaal. “Weet je” zei de Ijsvogel, misschien heb je niet lang genoeg in het water gekeken”. “Ik doe het je voor”. De Ijsvogel zat heel lang naar zijn eigen spiegelbeeld in het water te kijken. Swaska vroeg zich af wat de Ijsvogel toch allemaal zag? Ze keek ook in het water en zag de afbeelding van een Ravenkop. Toen keek ze in haar eigen Ravenogen en bleef staren. En dieper en dieper verdween ze in haar eigen spiegelbeeld. En toen zag ze het, ze zag het meisje Swaska in de ogen van de Raaf, haar eigen ogen. “Dit is het geheim”, zei de Ijsvogel. “Wanneer je diep, heel diep in je eigen ogen kijkt, zie je, je ware zelf!” Dan ben je alles, niet alleen een Raaf , maar ook het meisje Swaska. Is dan niet geweldig?” Nu je dit weet, hoef je geen Raaf meer te blijven. “Ja maar, kraste Swaska, de Tovernar zei je kan niet meer terug. Hij zei dat zodat je het geheim zou ontdekken. Zodra je weet wie je werkelijk bent, kan je alles weer omkeren”.
Swaska keek weer in het water en concentreerde zich op wat ze zag. Ze ging op in het spiegelbeeld van haar eigen ogen en merkte dat haar vleugels weer armen werden, haar benen kwamen terug en de snavel kromp tot haar eigen neus weer zichtbaar was.
Dank je wel, Ijsvogel” riep Swaska toen ze terug rende naar het dorp. Daar werd ze met open armen ontvangen en iedereen wilde natuurlijk weten hoe haar zoektocht was geweest. Haar moeder was bijzonder blij dat ze Swaska weer terug zag.

Swaska haar zoektocht was succesvol geweest. Ze wist nu wie ze werkelijk was!


Irene Brakman.